Het flamingojaaroverzicht 2008.

Het flamingojaaroverzicht 2008.

Berichtdoor Rommert » 23 jan 2009 18:24

22 januari 2009

Jaaroverzicht 2008

1. Inleiding
Na een eerste flamingojaaroverzicht over het jaar 2007 dat in januari 2008 verscheen, volgt nu een tweede: Het flamingojaaroverzicht 2008.
Evenals verleden jaar beperkt zich dit overzicht uitsluitend tot de in volle vrijheid levende flamingo’s die voorkomen in West Europa. Deze flamingo’s verblijven het grootste deel van de tijd in de Nederlandse kust- en binnenwateren, maar vestigden in 1983 een broedkolonie in het Duitse natuurreservaat "Het Zwillbrocker Venn" (52º3'N 6º42'O), direct aan de Nederlandse grens. Af en toe worden er één of enkele flamingo’s gerapporteerd uit België en Denemarken.
Het verslag is grotendeels gebaseerd op de mededelingen die in 2008 op de subpagina "Actueel" van de webpagina www.flamingosinnederland.info werden gepubliceerd. De volledige teksten van "Actueel" uit het jaar 2008 kunnen nog worden ingezien op de subpagina "Info over Flamingo's in Nederland" onder de titel "Flamingo's in 2008. Van dag tot dag".
Dit jaaroverzicht over 2008 is de eerste mededeling op “Actueel” voor het nieuwe jaar. Interessante informatie over de flamingo's, eventueel om op "Actueel" te vermelden, wordt graag ontvangen op treepdevries@hetnet.nl.

Vanaf 1983 komen de flamingo’s jaarlijks in het voorjaar naar het Zwillbrocker Venn, maar niet in alle jaren wordt er succesvol gebroed. In de jaren 1996 tot en met 2000 bleef de flamingokolonie zonder nageslacht en ook in het overzichtsjaar 2008 kropen er geen kuikens uit het ei.
Toch liet het begin van het broedseizoen in 2008 iets geheel anders verwachten. Al in januari en februari werd op diverse locaties in Nederland baltsgedrag bij de flamingo’s waargenomen en eind januari verschenen de eerste flamingo’s in het Zwillbrocker Venn. Op 14 maart deden daar 28 flamingo’s mee aan de gemeenschappelijke balts (W. Smeenk), een nooit eerder waargenomen hoog aantal. Met nestbouw en broeden werd midden april aarzelend door enkele paren begonnen op een voorheen niet eerder voor nestbouw gebruikte plaats, maar al snel daarna liep het volledig mis. De nesten werden verlaten en de flamingo’s trokken weg uit het gebied. Op 19 juni werd de laatste flamingo gezien in het Zwillbrocker Venn (W. Smeenk).

Begin februari scheidde een groep van tien Grote Flamingo’s zich af van de grote gemengde Phoenicopterus-groep die toen op het Volkerakmeer verbleef, en koos domicilie op het Veluwemeer. Ze werden aanvankelijk vergezeld door één Chileense Flamingo; later voegden zich nog enige Chilenen bij hen. Na een week of twee keerden ze allemaal terug naar de Delta en sloten alle flamingo’s zich weer aaneen in een grote groep. Als gemengde groep trokken ze daarna naar het broedgebied.

Veel opzien baarden in 2008 enige Kleine Flamingo’s. In de maanden februari en maart hield zich een ongeringd exemplaar van die soort op op het eiland Texel (GPS53.0-4.8). Bijna tegelijkertijd, van maart tot mei, sloot een Kleine Flamingo zich aan bij de geregeld op het Veluwemeer verblijvende Phoenicopterus-flamingo’s. Het al sinds enige jaren bekende tweetal Kleine Flamingo’s dat foerageert op het wad in de buurt van Zwarte Haan (GPS53.3-5.6) werd in augustus en september versterkt met een derde exemplaar en hun aantal nam in oktober zelfs toe tot vier.

Twee 2e-jaars flamingo’s die in 2007 in het Zwillbrocker Venn uit het ei kropen, hielden zich gedurende bijna het hele jaar op in de Autrichepolder in Zeeuws-Vlaanderen (GPS51.2-3.8). Op zich is het heel gewoon dat jonge flamingo’s zich in hun eerste jaar niet aansluiten bij de grote groep en niet naar het broedterrein terugvliegen, maar een zo langdurig binnenlands verblijf op één en dezelfe locatie mag toch wel opmerkelijk heten.
De herkomst van een ongeringde 2e-jaars Chileense Flamingo die in juli enige weken verbleef in de Sophiapolder bij Oostburg, eveneens Zeeuws-Vlaanderen (GPS51.3-3.5), bleef onduidelijk. Omdat deze vogel geen ringen droeg, is een geboorte in de broedkolonie in het Zwillbrocker Venn uiterst onwaarschijnlijk.

2. Soorten en aantallen
Ook in 2008 vormden de circa 35 Chileense Flamingo's (Phoenicopterus chilensis), de circa 15 Grote Flamingo's (Phoenicopterus antiquorum/roseus) en een enkele Caribische Flamingo (Phoenicopterus ruber) een gezamenlijke leefgroep. Er zijn nu, na het onsuccesvolle broedseizoen in 2008, nog geen aanwijzingen dat men op dit moment uit zou moeten gaan van een lager aantal dan 50 flamingo’s.
In het voorjaar van 2007 kwam voor het eerst sinds vele jaren de enige Caribische Flamingo binnen de leefgroep niet naar de broedkolonie in het Zwillbrocker Venn. Maandenlang werd ze niet gezien. De terugkeer in 2008 van de Caribische Flamingo-vrouw in de groep was daarom zeker een bijzondere gebeurtenis. Dat het echt dezelfde flamingo betreft, mag voor 99% zeker worden aangenomen. Evenals in de jaren vóór 2007 vormde ze in 2008 een paar met een flink uit de kluiten gewassen ongeringde Grote Flamingo-man. Het gedrag van dit paar is zo specifiek, dat er weinig ruimte voor twijfel over hun identiteit is.

Er werden twee dode hybride flamingo’s gevonden en daarmee werd het aantal binnen de groep levende hybriden flink gereduceerd. Voor zover bekend zijn er nu geen nakomelingen van de Caribische Flamingo-vrouw meer in leven. Bij een drietal Chileense Flamingo’s wordt nog getwijfeld of er misschien ook Grote Flamingo-bloed door hun aderen stroomt. De terugloop van het aantal hybride flamingo’s ondersteunt de eerder gedane veronderstelling dat hybride flamingo’s minder levensvatbaar zouden zijn en dat daarom de angst voor verdere hybridisatie en het uiteindelijk ontstaan van een “Westfalenflamingo” (T. Griesohn-Pflieger, 1995), niet overdreven zou moeten worden.

De afscheiding van de gemengde leefgroep door een tiental Grote Flamingo’s gedurende twee weken in februari was een opmerkelijk gebeuren. Blijkbaar zien de verschillende flamingosoorten elkaar wél als familie, maar voelen ze ook duidelijk aan dat ze niet helemaal gelijk aan elkaar zijn. Een vergelijkbare scheiding binnen de leefgroep werd ook al eerder waargenomen in 1993 toen Grote Flamingo’s en Chileense Flamingo’s binnen de broedkolonie twee subkolonies vormden, en in 1996 toen er door de twee soorten voorafgaande aan de nestbouw gescheiden gebaltst werd.

Een vierde flamingosoort die in West Europa in het wild leeft, is de Kleine Flamingo (Phoeniconaias minor). Gedurende de laatste twee decennia zijn er voortdurend meldingen geweest van deze soort, zowel in het Delta- als in het Waddengebied. Regelmatig werden er de laatste jaren tweetallen van hen gemeld van het Grevelingenmeer en van de Waddenzee. Het is nooit geheel zeker geworden of het om één stel ging dat tussen de genoemde gebieden op en neer trok, of dat het om in totaal vier exemplaren van de soort ging. Een in 2002 uit een Belgisch vogelpark weggevlogen Kleine Flamingo met een rode ring met de letters CG werd in de jaren daarna zowel in de Delta als in de Waddenzee gezien.
De aanwezigheid in het voorjaar van een Kleine Flamingo op Texel en de toename tot vier exemplaren van de Kleine Flamingo nabij Zwarte Haan in het najaar, gecombineerd met meerdere meldingen over aanwezigheid van deze soort in het Middellandse Zeegebied gedurende de laatste jaren, leidde tot speculaties over een mogelijke uitbreiding van het leefgebied van deze flamingosoort in noordelijke richting.
Vele jaren was er geen contact tussen de Phoenicopterus-flamingo’s en de Kleine Flamingo’s in de West-Europese wateren. In de eerste jaren van deze eeuw werden een enkele keer Kleine en Grote Flamingo’s gelijktijdig op het wad bij Zwarte Haan gezien. Vanaf 2006 nemen de contacten echter toe. Steeds vaker worden Kleine Flamingo’s aangetroffen bij de andere flamingo’s: Aan de Steile Bank, in het Veluwemeer, in het Ketelmeer en in november 2008 voor het eerst ook in het Volkerakmeer. In 2006 en 2007 waren er korte bezoekjes van een Kleine Flamingo aan het Phoenicopterus-broedgebied in het Zwillbrocker Venn. Vier exemplaren van een soort lijkt echter wel een héél smalle basis om aan voortplanting in de nabije toekomst te denken.

Het aantal naar het broedgebied komende flamingo's was vóór 2007 nooit groter geweest dan 40 stuks (geteld in 1996, J. Treep), in 2007 was het aantal plots minimaal 51, in 2008 werden er 45 geteld.
Sinds 1987 werden de meeste jonge flamingo’s, die in het Zwillbrocker Venn uit het ei kropen, geringd. In 2007 droegen 25 flamingo’s (= 49%) in het Zwillbrocker Venn eerder in dat gebied aangebrachte ringen. In 2008 waren dat er 22 (= 48,9%).
Van de 38 flamingo’s die ná 2000 geringd werden, waren er in 2008 mogelijk nog 24 (= 63,2%) in leven, en zeker nog 20 (= 52,6%).

3. Fenologie
Het uitblijven van een echte winter doorkruist het door de Phoenicopterus-flamingo’s in de tachtiger en negentiger jaren van de vorige eeuw ontwikkelde trekpatroon tussen verschillende gebieden in West Europa.
Evenals in de winter van 2006/2007 trokken in het najaar van 2007 niet alle flamingo's van de Phoenicopterus-populatie meteen naar de wateren van de Delta. Groepjes bleven achter op het Veluwemeer. In de loop van december werd het kouder en toen zochten ze toch allemaal het vertrouwde winterkwartier op. Tussen 30 december (aantal 47) en 12 januari (aantal 46, bron: www.waarneming.nl) waren ze bijna allemaal op het Volkerakmeer, maar op 31 januari bezocht een eerste groep Chileense Flamingo’s al weer het Zwillbrocker Venn. Kort daarna scheidde de eerder genoemde groep van tien Grote Flamingo’s zich af en zwierf gedurende twee weken over het Veluwemeer. Daarna verzamelden ze zich grotendeels weer in de Delta om vervolgens af te reizen naar het Veluwemeer en het Zwillbrocker Venn.
In maart, april en mei werd er voortdurend op en neer gevlogen tussen het Zwillbrocker Venn, het Veluwemeer en het Ketelmeer. In steeds wisselende samenstelling werden er groepen flamingo’s in hun broedgebied en op de randmeren aangetroffen. Op één moment in maart werden er 45 flamingo’s in het Zwillbrocker Venn geteld, maar het is heel goed mogelijk dat er in 2008 uiteindelijk meer flamingo’s voor kortere of langere tijd zijn geweest.
De ongedurigheid van de flamingo’s kan veroorzaakt zijn geworden door de wisselende weersomstandigheden. Door het zachte weer in de wintermaanden januari en februari waren ze al vroeg in broedstemming geraakt en wilden ze voortdurend vertrekken naar hun broedgebied. Maar in de loop van maart, toen ze daar uiteindelijk allemaal gearriveerd waren, veranderde het weer opnieuw. Het werd koud en guur met vorst in de nacht.
Pas in mei werd het echt warm weer, maar toen was mogelijk de broedlust de meeste vogels al vergaan. Samen met andere ongunstige factoren zoals predatie door vossen en het steeds verder dichtgroeien van het broedeiland kan dit gezorgd hebben voor het mislukken van het broedseizoen 2008.
Na midden juni werden er geen flamingo’s meer gezien in het Zwillbrocker Venn. Evenals in de jaren 1996-2000 viel de grote groep uiteen in kleinere groepen, die op en neer trokken tussen het Veluwemeer, de Steile Bank, het Ketelmeer en het Lauwersmeer.
In het midden van november trokken de meeste flamingo’s weer naar de Delta om daar te gaan overwinteren.

4. Broedseizoen
Al in januari en februari toonden flamingo’s baltsgedrag op de verschillende locaties waar ze toen verbleven. Ook toen ze op hun broedplaats aankwamen zat de stemming er nog goed in. Nog nooit hadden in het Zwillbrocker Venn zoveel flamingo’s aan het baltslopen meegedaan als de 28 die W. Smeenk op 14 maart telde. Daarna verliep de stemming grotendeels, mogelijk als gevolg van het slechte weer.
Midden april bouwde een drietal paren nesten midden op het broedeiland, een plaats waar nog nooit eerder nesten gebouwd werden. De plek werd al snel verlaten. Een tweede poging werd ondernomen aan de oever van de kleine baai aan de oostzijde van het eiland en de derde mislukte poging vond eind mei plaats op de plek aan de noordzijde van het eiland waar ook in voorgaande jaren gebroed werd.
Steeds meer flamingo’s verlieten het Zwillbrocker Venn definitief en werden nadien gezien op het Veluwemeer, aan de Steile Bank en op het Ketelmeer. Vooral het Ketelmeer lijkt de laatste jaren steeds aantrekkelijker voor de flamingo’s te worden.
De mededeling in september van een vogelaar dat er jonge, reeds vliegvlugge flamingo’s zouden zijn gezien in het Ketelmeer, kwam daarom helemaal niet ongeloofwaardig over. Als de flamingo’s ooit een ander broedgebied zouden kiezen dan het Zwillbrocker Venn, dan zou het Ketelmeer met een aantal kleine, voor predatoren ontoegankelijke eilandjes, zeker in aanmerking kunnen komen. Helaas bleek al snel dat de informatie afkomstig was van iemand met een dikke duim en moest men zich erbij neerleggen dat er in 2008 geen flamingo’s zouden worden geboren in de West-Europese flamingopopulatie.

Het niet of niet met succes broeden gedurende één of meer opvolgende broedseizoenen in flamingobroedkolonies is een wereldwijd bekend verschijnsel en volstrekt niet verontrustend. Slechte resultaten in de ene kolonie worden opgevangen door betere resultaten in een andere.
Voor de West-Europese populatie met haar geringe omvang ligt het waarschijnlijk toch wat gecompliceerder: Deze populatie beschikt slechts over één bekende broedplaats. Niet broeden op deze broedplaats betekent dat er in het betreffende jaar geheel geen aangroei van de populatie plaats vindt, terwijl er natuurlijk wel sprake is van natuurlijke sterfte. Een in omvang zo geringe populatie kan onder de kritische grens geraken waarop flamingo’s überhaupt nog besluiten om te gaan broeden. Studie van flamingo’s die in gevangenschap worden gehouden, maakte duidelijk dat het gaan broeden vermindert wanneer een populatie onder een aantal van 50 flamingo’s geraakt, sterk vermindert onder de grens van 30 en geheel uitblijft bij minder dan 20 vogels (C. King & L. Weeren, 2005).
Behalve het uitblijven van het echt broeden bij de flamingo’s, vielen ook de broedresultaten van Kokmeeuwen en Grauwe Ganzen in het gebied in het afgelopen jaar zwaar tegen. Dit was voor de beheerders van het natuurgebied reden om zich te beraden op te nemen maatregelen om het negatieve tij te keren. Om de flamingo’s in 2009 weer aan het broeden te krijgen zullen de volgende maatregelen worden genomen:
a. Het raster om vossen van het broedeiland weg te houden, zal opnieuw onder stroom gezet worden.
b. Een deel van het riet zal worden weggemaaid om zo een flinke vegetatievrije plek voor de flamingo’s te creëren, waardoor de flamingo’s weer een échte broedkolonie kunnen bouwen met dicht bij elkaar gelegen nesten, waarbij de voor flamingo’s zeer belangrijke sociale interactie niet gestoord wordt door het het vrije zicht ontnemende riet.
c. Er zullen enige op flamingonesten gelijkende modderheuvels worden opgeworpen om daarmee in broedstemming verkerende flamingo’s te stimuleren zelf nesten te gaan bouwen. Deze verleidingsmethode is op andere plaatsen (bij voorbeeld in de Camargue in Frankrijk en bij Kamfersdam in Zuid Afrika) met succes toegepast.

5. Slot
Ook het jaar 2008 liet weer een aantal bijzondere gebeurtenissen zien binnen de in West Europa levende flamingopopulatie. Er is alle aanleiding om de observaties in 2009 voort te zetten. Het zal reuze spannend zijn om te zien hoe de flamingo’s zullen reageren op de veranderingen die ze bij terugkeer op hun broedplaats zullen aantreffen. Zullen ze zich door de genomen maatregelen laten stimuleren om weer te gaan broeden?
Het is jammer dat er zo weinig echt wetenschappelijk onderzoek plaats vindt naar de ontwikkelingen in deze flamingogroep. Zowel dierenparken als beschermers van flamingo’s elders op de wereld zouden veel belangrijke kennis op kunnen doen door de bestudering van het gedrag van deze bijzondere populatie. Er zijn in het Biologische Station van Zwillbrock volop faciliteiten (wetenschappelijk geschoold personeel, laboratorium, huisvesting) beschikbaar om daar korter- of langerlopende onderzoeken te verrichten. Gedragswetenschappelijk onderzoek kan op verantwoorde wijze plaatsvinden omdat een steeds groter (het grootste) deel van de flamingo’s individueel herkenbaar is gemaakt door de ringen die gedurende de afgelopen twintig jaar werden aangebracht. Ook voor studenten van bij voorbeeld de HBO-opleidingen diermanagement liggen hier grote kansen.

6. Dankwoord
Ieder die voor het schrijven van dit overzicht gegevens aanleverde, wordt hiervoor hartelijk gedankt. Met name wordt Willy Smeenk genoemd, die ook weer in 2008 veel tijd stak in de observatie van de flamingokolonie in het Zwillbrocker Venn. Teun Metselaar maakte zich weer zeer verdienstelijk met het onderhouden van de webpagina.
Veel dank ook aan alle medewerkers van het Biologische Station in Zwillbrock voor de al vele jaren durende prettige samenwerking.

Samengesteld door Joop Treep.
De verantwoording voor de inhoud en het copyright © berusten bij de schrijver. Overname van de tekst is toegestaan, mits de bron vermeld wordt.
Rommert
 
Berichten: 840
Geregistreerd op: 06 sep 2008 20:22

Re: Het flamingojaaroverzicht 2008.

Berichtdoor Rommert » 17 jan 2010 16:25

Jaaroverzicht 2009

1. Inleiding
Evenals in voorgaande jaren behandelt dit flamingojaaroverzicht exclusief de ontwikkelingen binnen de vrijlevende flamingopopulatie van West Europa. Jaaroverzichten over 2007 en 2008 verschenen in januari 2008 en 2009. Dit jaaroverzicht 2009 is dus het derde op rij. De drie jaaroverzichten zijn in PDF-formaat beschikbaar via de website www.flamingosinnederland.info.
De inhoud van het jaarverslag is grotendeels gebaseerd op de berichten die in de rubriek “ACTUEEL” in 2009 op bovengenoemde webpagina verschenen. De volledige teksten van de berichten zijn onder de kop “Flamingo’s in 2009. Van dag tot dag” als PDF-document in te zien.

In onze omgeving leven vier verschillende flamingosoorten. De Grote, de Chileense en de Caribische Flamingo’s, alle behorend tot het geslacht Phoenicopterus, zijn nauw aan elkaar verwant. In snavelbouw en daarmee de aard van het voedsel dat gezocht wordt, wijken deze soorten af van de Kleine Flamingo van het geslacht Phoeniconaias.
Met de Phoenicopterus-flamingo’s ging het in 2009 niet goed. Evenals in het jaar 2008 mislukte het broeden in de flamingobroedkolonie in het Zwillbrocker Venn (52º3’N 6º42’O) in Duitsland. De meerjarige uitblijvende aanwas laat zich nu ook vertalen in een duidelijk kleiner wordende omvang van deze populatie. Na half juni blijkt daarbij een aanzienlijk deel van de Grote Flamingo’s niet meer in West Europa te vertoeven; waarschijnlijk zijn zij naar andere gebieden uitgeweken.
Met de Kleine Flamingo’s ging het daarentegen juist erg goed. Hun aantal steeg in de loop van het jaar tot zeven exemplaren, een niet eerder vastgesteld maximum in West Europese wateren. Het buitendijkse wad ten noorden van Zwarte Haan (53º19’N 5º37’O) lijkt hun vaste foerageer- en verblijfsplaats te zijn geworden.

Diverse onderzoeken wijzen erop dat de waterkwaliteit in het Volkerakmeer en het Grevelingenmeer, het overwinteringsgebied van de Phoenicopterus-flamingo’s, jaar na jaar slechter wordt. Welke gevolgen dat heeft voor het voedselaanbod voor de flamingo’s die hier gewoonlijk een belangrijk deel van het jaar doorbrengen, valt nog niet in te schatten. Al eerder werd er verondersteld dat het voortijdig verlaten in de winter van de wateren in de Delta door de flamingo’s mogelijk niet alleen samen hing met een aantal opeenvolgende zachte winters, maar mogelijk ook werd veroorzaakt door deze verslechterende omstandigheden (Zie het opstel “Flamingo’s in het Wolderwijd”). Dat zou het voor de flamingo’s in de toekomst moeilijker kunnen maken om strenge winters door te komen. Tijdens strenge vorst kunnen de vogels voor het zoeken van voedsel immers geen gebruik maken van de bevroren binnenwateren, zoals de Randmeren, maar zijn ze volledig aangewezen op de open blijvende wateren in de Delta.

Het belang van het aanbrengen van goed afleesbare individuele pootbanden bij de jonge flamingo’s die in het Zwillbrocker Venn uit het ei komen, werd in 2009 onderstreept door het gedrag van de Chileense Flamingo met de code ZV11. De vogel verbleef in de eerste week van april in de broedkolonie in het Zwillbrocker Venn. Daarna verliet hij de groep en verbleef in zijn eentje eerst enige dagen in een plas bij Zwolle en daarna enige tijd in het Ketelmeer. Vervolgens keerde hij weer terug in het Zwillbrocker Venn. Tijdens zijn zwerftocht werd zijn pootband meerdere malen afgelezen. Dezelfde vogel had eind maart 2006 een vergelijkbaar uitstapje gemaakt. Toen verbleef hij zonder gezelschap van andere flamingo’s een week lang in het Bargerveen in Zuidoost Drenthe, een locatie waar zich verder nooit flamingo’s laten zien. Een zeer opmerkelijk gedrag voor een individu van een vogelsoort waarvan de leden zich normaliter in grote groepen aaneensluiten.

2. Soorten en aantallen
In het voorjaar van 2009 kwamen er minimaal 40 flamingo’s naar de flamingobroedplaats in het Zwillbrocker Venn. Dit is geen laag aantal als het vergeleken wordt met tellingen in eerdere jaren. Tussen 1982 en 2006 was het aantal getelde flamingo’s in het Zwillbrocker Venn lager, met aantallen tussen 6 en 39, met uitzondering van het jaar 1996 toen er ook 40 flamingo’s geteld werden. In 2007 steeg het aantal plotseling tot 51 en in 2008 werden er 45 geteld. Ten opzichte van 2007 was er in 2009 dus wel sprake van een duidelijke terugval in het aantal. Bovendien bestaat de indruk dat in de laatste jaren eigenlijk de gehele Phoenicopterus-populatie van West Europa in het voorjaar naar de broedplaats komt, terwijl dat vroeger niet het geval was. Van één Chileense Flamingo (ZV10), die in het voorjaar wél werd gesignaleerd op het Veluwemeer, is bekend dat die in 2009 niet in het Zwillbrocker Venn werd afgelezen. Samen met de 29 Chileense Flamingo’s die daar wél aanwezig waren, komt het aantal op 30. De sterkte van de Chileense Flamingo’s binnen de populatie kan daarmee worden vastgesteld op ongeveer 30 exemplaren.
Het aantal Grote Flamingo’s dat naar de broedplaats kwam, liep, na een aanmerkelijke toename in 2007 (12 exemplaren) en 2008 (11 exemplaren) in 2009, terug tot 9. Na half juni werden er in de Nederlandse wateren niet meer dan 5 exemplaren Grote Flamingo’s geteld. Het duidt erop dat een deel van hen het gebied heeft verlaten. Het hoogste aantal Grote Flamingo’s dat ooit werd geteld in het Zwillbrocker Venn was 13 in het jaar 1993. Er werden toen door 6 Grote Flamingo-broedparen met succes minimaal twee kuikens grootgebracht. Eén daarvan maakt nu nog deel uit van de populatie. Opmerkelijk was dat in het volgende broedseizoen, dat van 1994, er maar 6 Grote Flamingo’s naar de broedplaats kwamen. De Grote Flamingo die toen opgroeide, is ook nog steeds in leven.
In 1995 en 1996 was er in de populatie een broedpaar Caribische Flamingo’s. Vanaf 1997 is alleen het vrouwtje nog in de groep aanwezig. Zij heeft een langjarige partner gevonden in een fors uitgevallen, niet geringde Grote Flamingo-man. Ook in 2009 maakte dit paar deel uit van de populatie en was op de broedplaats present. In december j.l. werd de enige Caribische Flamingo in de populatie weer diverse malen in de Delta waargenomen..

Uitgaande van een populatie van ca. 30 Chileense en ca. 10 Grote Flamingo’s betekent het dat de gehele Phoenicopterus-populatie ca. 40 bedraagt. In 2009 werden 23 van deze flamingo’s door het aflezen van hun ringen herkend. Dat is een percentage van 57,5 %. Van deze vogels werden er 7 geringd tussen 1990 en 1995, de overige 16 werden geringd tussen 2001 en 2007. We mogen aannemen dat een deel van de ongeringde Chileense Flamingo’s gedurende de tachtiger jaren ongeringd is uitgevlogen en dat een ander deel de in latere jaren aangebrachte ringen is kwijtgeraakt. Bij de Grote Flamingo’s kunnen er ongeringde exemplaren vanuit zuidelijke of oostelijke populaties naar West Europa gekomen zijn.
De Phoenicopterus-flamingo-populatie is daarmee relatief jong. Het aandeel oude, ongeringde vogels, waarmee de populatie in het begin van de zeventiger jaren begon, zal nog maar heel gering zijn en zal in de komende jaren waarschijnlijk snel verder afnemen.

Partnerschappen tussen flamingo’s van verschillende soorten kunnen leiden tot hybride nakomelingen. Het enige Caribische Flamingo-wijfje in de Zwillbrocker populatie heeft in de loop der jaren minimaal drie jongen grootgebracht. Omdat zij de enige Caribische Flamingo in de groep is, móeten haar jongen hybriden zijn geweest. Dat was ook duidelijk te zien aan de afwijkende kleuren van veren en naakte delen die deze vogels bij het opgroeien ontwikkelden.
Ook tussen Grote Flamingo’s en Chileense Flamingo’s zijn er partnerschappen vastgesteld, zowel in de combinatie ♀ Chileense met ♂ Grote Flamingo, als ♀ Grote met ♂ Chileense Flamingo. Ook bij hun bastaarden vallen de kenmerken die van de verschillende ouders afkomstig zijn vrij duidelijk vast te stellen, wanneer de vogels verder opgroeien.
Hybridisatie is een verschijnsel dat vrij algemeen niet wordt toegejuicht, zeker als het gaat om hybridisatie tussen soorten die van nature in Europa voorkomen en soorten die door menselijk ingrijpen van elders op de wereld hier terecht gekomen zijn. Het gevaar bestaat dat bij het deelnemen van de hybride nakomelingen aan het voortplantingsproces de zuivere genenpool van de soorten wordt verontreinigd als er kuikens in de tweede generatie uit het ei komen. De critici van het bestaan van de gemengde broedpopulatie in het Zwillbrocker Venn kunnen echter worden gerustgesteld: Van alle hybriden die daar in de loop der tijd uit het ei kwamen, heeft slechts één exemplaar (geboren in 2007) overleefd tot in 2009. Al eerder werd verondersteld dat de hybride flamingo’s als vrij levende vogels mogelijk minder overlevings-kracht bezitten dan raszuivere vogels en daarom niet vergeleken kunnen worden met de wél langer in leven blijvende hybride flamingo’s die in gevangenschap verblijven.
Het tweede nadeel van het ontstaan van gemengde paren in de Zwillbrocker broedkolonie is dat de totale voortplantingscapaciteit van zowel de Grote als de Chileense Flamingo’s erdoor vermindert. Iedere flamingo die een partner uitzoekt van de andere soort, neemt daarmee voor dat jaar niet deel aan de voortplanting van de eigen soort. De eventuele nakomelingen blijven gelukkig niet al te lang in leven, maar het broedsucces van die betrokken vogels is daarmee gelijk aan niets.
De mogelijkheid om één van de soorten binnen de populatie te vervangen door exemplaren van de andere soort (en dan bij voorkeur het vervangen van de Chileense Flamingo’s door de in Europa van nature voorkomende Grote Flamingo’s) zou daarom kunnen worden overwogen. Hoewel dan wel van het tot nu toe gehuldigde principe zou moeten worden afgestapt dat er in de populatie niet door mensen wordt ingegrepen. Dit is een beslissing die niet zo maar één-twee-drie genomen kan worden, zeker niet omdat de flamingo’s afwisselend in twee staten en dus twee rechtsgebieden verblijven. En wie zou dan degene moeten zijn, die die beslissing neemt? Het volledig elimineren van de gehele populatie, zoals door sommigen wordt geopperd, zou een negatief ingrijpen zijn op het huidige proces van hervestiging van de Grote Flamingo’s in West Europa. Dat zou tegen alle internationale beschermingsmaatregelen indruisen en is dus onbespreekbaar.

Al sedert jaren werden in het Grevelingenmeer en in de Waddenzee af en toe Kleine Flamingo’s waargenomen. In de loop der jaren werd het wad ten noorden van Zwarte Haan dé plaats waar men veel kans maakte Kleine Flamingo’s aan te treffen. In de loop van 2008 nam het aantal Kleine Flamingo’s op die plaats toe van 2 tot 4 exemplaren. Het was toen echter niet duidelijk of hier sprake was van een bijeenkomen van twee eerder al waargenomen paren, of dat er een echte toename van Kleine Flamingo’s in West Europa had plaatsgevonden. In februari en maart 2009 waren er weer verschillende waarnemingen van 4 Kleine Flamingo’s bij Zwarte Haan. Gedurende het voorjaar van 2009 groeide het aantal op die plaats, eerst naar 5 en vervolgens in de zomer naar 6 exemplaren. Als klap op de vuurpijl verscheen er in het najaar een zevende Kleine Flamingo op het wad ten zuidoosten van Vlieland. Waarschijnlijk was nummer 5 (en misschien zelfs nummer 6) al wat langer in het land, want midden februari werd een Kleine Flamingo op het Veluwemeer gezien in gezelschap van een Grote Flamingo, begin maart werd er één gezien op de Hellegatsplaten, eveneens in gezelschap van andere flamingo’s, en eind maart was er weer één te zien in de inmiddels van het Volkerakmeer naar het Veluwemeer verhuisde Phoenicopterus-groep. In de loop van april trokken de Phoenicopterus-flamingo’s naar het Zwillbrocker Venn en op 3 mei waren er “plotseling” 5 Kleine Flamingo’s op het wad bij Zwarte Haan.
Waar de Kleine Flamingo’s 5 t/m 7 vandaan zijn gekomen, is volstrekt onduidelijk. Een wilde herkomst mag zeker niet bij voorbaat worden uitgesloten, zeker niet als men weet dat er in het voorjaar van 2009 ook 6 Kleine Flamingo’s opdoken in de broedkolonie van de Grote Flamingo’s in de Laguña de Fuente de Piedra in Zuid Spanje, waarbij twee paren van hen serieuze voorbereidingen leken te treffen om te gaan broeden op die plek (zie voor de toename van het aantal Kleine Flamingo’s ook het opstel “Kleine Flamingo’s in Nederland”).

3. Fenologie
Het strengere weer in de maanden januari en februari 2009 zorgde ervoor dat de flamingo’s hun overwinteringsplek in het Volkerakmeer trouw bleven en dat ze niet, zoals in de zachtere voorgaande jaren, al vroeg weer vertrokken in de richting van het Veluwemeer.
Vanaf het einde van februari vertrokken de flamingo’s in kleine groepjes naar het oosten. Op de 23e van die maand werden er 18 flamingo’s geteld op het Veluwemeer en 4 in het Zwillbrocker Venn. Op 1 maart werden de laatste 10 flamingo’s waargenomen op de Hellegatsplaten in het Volkerakmeer en daarna verbleef de groep op het Veluwemeer. Vanaf daar werden er door steeds groter wordende groepen steeds langer wordende bezoeken gebracht aan het Zwillbrocker Venn. Op 2 april werden er nog 35 flamingo’s geteld op het Veluwemeer. Maar op 12 april waren er 34 in het Zwillbrocker Venn en op 1 mei was het aantal op die laatste plaats toegenomen tot 40.
In de eerste week van mei werd er met broeden gestart en bleven de meeste flamingo’s gedurende drie weken voornamelijk in de buurt van de broedplaats. De waarnemers van de broedende flamingo’s bereidden zich al voor op het uitkomen van de eieren dat omstreeks 1 juni plaats zou moeten vinden, maar omstreeks 25 mei vond er een ernstige verstoring in de broedkolonie plaats. De flamingo’s lieten hun nesten in de steek en verlieten massaal het Zwillbrocker Venn. Op 2 juni waren er welgeteld nog 3 flamingo’s bij de broedplaats aanwezig en bevonden bijna alle uitgeweken vogels zich weer op het Veluwemeer. In de dagen daarna keerden de meeste van hen wel weer terug naar het Zwillbrocker Venn en er werden daar opnieuw 33 flamingo’s geteld. Na de zonnewende verlieten de flamingo’s de plek opnieuw en werden er groepjes waargenomen in het Grevelingenmeer, het Veluwemeer, het Ketelmeer, het Lauwersmeer, in het noorden van Noord-Holland en aan de Steile Bank; een uiteenvallen van de grote groep zoals die ook was waargenomen in de jaren 1996-2000 en 2008 na het mislukken van de broedseizoenen in die jaren. Opmerkelijk was wel het geringe aantal Grote Flamingo’s dat zich in die groepjes liet zien.
In de loop van november bleken groepjes flamingo’s de weg naar de Delta weer gevonden te hebben en vond daar langzaam de hergroepering plaats. In de koude decembermaand verbleef de grote groep voornamelijk op het Grevelingenmeer.

4. Broedseizoen
Al gedurende de wintermaanden werden de eerste baltsuitingen waargenomen bij de flamingo’s die toen in de Delta verbleven. Op 31 januari 2009 werd een grote groep flamingo’s op de Hellegatsplaten gezien die intensief met de kop op hun uitgestrekte halzen liepen te zwaaien (zie het opstel: Balts en Paarvorming bij de Flamingo’s in het Zwillbrocker Venn). Het is niet bekend of er daarna, nadat de groep naar het oosten was vertrokken, op het Veluwemeer ook nog uitgebreid gebaltst werd. Na terugkomst in het Zwillbrocker Venn is er nog wel enig baltsgedrag waargenomen.

Om de flamingo’s te verleiden tot het bouwen van nesten, hadden de beheerders van het Zwillbrocker Venn in de winter van 2008/2009 diverse beheersmaatregelen op en rond het flamingobroedeiland in de Lachmöwensee genomen:
a. De hoogopgaande riet- (Phragmites australis) en bitterzoet- (Solanum dulcamara) begroeiingen werden grotendeels weggemaaid om de flamingo’s bij de aanvang van het broedseizoen een ongestoorde doorblik te verschaffen;
b. er werden op twee plaatsen aan de oever van het eiland groepjes op flamingonesten gelijkende modderheuvels opgeworpen, en
c. het onder stroom staande raster om vossen te weren werd hersteld en weer in gebruik genomen.
Aanvankelijk leken de in maart definitief in het Zwillbrocker Venn teruggekeerde flamingo’s positief op deze maatregelen te reageren. Regelmatig werden flamingo’s gezien die zich neervlijden op de kunstmatige nesten. Maar het eerste ei werd nog vóór 20 april gelegd op een zelfgebouwd nest door het Grote Flamingo-wijfje met de pootband-code ZV15, de flamingo die zelf in 2003 in het Zwillbrocker Venn uit het ei kroop en daarna enige tijd naar Frankrijk was geëmigreerd. Dit ei ging al snel verloren, maar in de eerste week van mei werd er door zeker 10 flamingo’s vast op zelfgebouwde nesten gezeten. Er is niet gecontroleerd of al deze nesten ook echt met eieren waren belegd, maar enige eieren waren er zeker.
Alles leek verder voorspoedig te gaan. De inmiddels 40 aanwezige flamingo’s bleven gedurende enige weken alle in de buurt van de broedplaats, hetgeen erop wijst dat er voldoende voedsel in de Lachmöwensee aanwezig was. Er was ook sprake van een zekere rust in de broedkolonie; het paniekerige gedrag van de twee voorgaande jaren waarbij de op de nesten zittende flamingo’s telkens werden opgeschrikt en het water invluchtten, werd niet waargenomen.
Iedereen bereidde zich voor op het uitkomen van de eieren hetgeen omstreeks de 1e juni werd verwacht. Daarom was de teleurstelling des te groter toen omstreeks de 26e mei plotseling alle nesten verlaten bleken te zijn. Al snel verlieten alle flamingo’s het Zwillbrocker Venn en ze vlogen naar het Veluwemeer. Na een week keerden de meeste terug naar de broedplaats en er werden opnieuw paringen waargenomen.
Het was inmiddels echter al te ver in het jaar en de flamingo’s gingen er niet toe over een tweede broedpoging te wagen, en toen na midzomer de aantallen flamingo’s in het Zwillbrocker Venn af begonnen te nemen, was het duidelijk dat er in 2009 opnieuw geen kleine flamingootjes in het Zwillbrocker Venn te bewonderen zouden zijn.
In het najaar werd waargenomen dat twee vossen op klaarlichte dag een ondiepte overstaken om het eiland te bereiken op de plaats waar eerder de flamingo’s op hun nesten hadden gezeten. Het gaf maar weer eens aan dat het plaatsen van een raster voor roofdieren niet altijd een afdoende maatregel is. Ook vossen zijn klaarblijkelijk bereid een nat pak te halen wanneer zij weten dat er iets lekkers te halen valt.

5. Slot
Wanneer men constateert hoeveel enthousiasme het broeden van Kraanvogels en Zeearenden bij mensen in Nederland oproept, dan is het bijna onbegrijpelijk dat er helemaal geen liefhebbers of wetenschappelijke onderzoekers zouden zijn die het broeden van de flamingo’s direct aan de Nederlandse grens, werkelijk van dag tot dag, van uur tot uur, zouden willen volgen. Het intensief volgen van het broedproces zou meer inzicht kunnen verschaffen in de oorza(a)ken die meerdere malen ertoe he(eft)bben geleid dat de flamingo’s hun broedpogingen hebben afgebroken. De boosaardigheid die bepaalde “natuurvrienden” en “wetenschappers” tonen ten opzichte van hen die wel geïnteresseerd zijn in het wel en wee van de flamingo’s kunnen zeker een oorzaak zijn dat mogelijke geïnteresseerden worden afgeschrikt.
De opsteller van dit jaarverslag wil nog wel één keer gezegd hebben dat hij het uitermate dom vindt van bepaalde personen dat die zich vijandig tegenover hem gedragen omdat hij het doen en laten registreert van een groep vogels waarvan die anderen vinden dat die vogels hier niet thuis horen en dingen met elkaar doen die door die personen worden afgekeurd. Het is uitermate kwalijk dat men valselijk beweert dat de opsteller van het verslag het leuk zou vinden wanneer er een soort meng-flamingo in West Europa zou ontstaan, en dat ook zou bevorderen. De schrijver dezes is iemand die al meer dan 35 jaar in flamingoachtigen is geïnteresseerd, ze bestudeert, en die tracht op wetenschappelijke wijze de gebeurtenissen vast te leggen binnen de toevallig in zijn omgeving levende flamingogroep. Met het ontstaan en de samenstelling van deze flamingogroep heeft hij volstrekt niets van doen gehad. Over die gebeurtenissen binnen de groep (o.a. homoseksueel gedrag, overspel en het vormen van gemengdsoortige paren) heeft hij als wetenschapper principieel geen mening. Hij registreert ze slechts. En zijn gebundelde waarnemingen van het flamingogedrag, met daarbij een wetenschappelijk gefundeerde toelichting, stelt hij om niet aan ieder beschikbaar die daarvan kennis wil nemen.

Met deze laatste zin zijn we op een ander punt aangekomen: De openbaarheid van wetenschappelijk onderzoek. De laatste jaren valt er een tendens te bespeuren dat het internet steeds vaker wordt gebruikt om wetenschappelijke kennis te verhandelen en niet meer dient om kennis uit te wisselen. Het is van den zotte dat er webpagina’s worden opgericht waarvan men tegen betaling lid moet worden om kennis te kunnen nemen van de waarnemingen en andere informatie die daarop gepubliceerd worden. Dat er tijdschriften zijn die niet langer bereid zijn om een kopie van een eerder gepubliceerd artikel tegen betaling van kopieer- en verzendkosten aan geïnteresseerden toe te sturen, maar daarvoor aanzienlijke betalingen verlangen. Betalingen waarvan dan vervolgens de auteurs, die hun artikel om niet aan het tijdschrift beschikbaar stelden, niet meeprofiteren! Het maakt het werk van een onafhankelijk onderzoeker niet gemakkelijker.
Ook niet gemakkelijker wordt het door het gedrag van bepaalde personen die bewust foutieve of verzonnen informatie doorgeven.

6. Dankwoord
In 2009 werd de webpagina www.flamingosinnederland.info geherstyled en vereenvoudigd.
Direct vanaf de pagina waarop de bezoeker binnenkomt, kunnen nu alle relevante items worden opgevraagd. Teun Metselaar wordt voor de ombouw hartelijk gedankt.
Willy Smeenk, Wim Rots, de medewerkers van het Biologische Station in Zwillbrock en alle anderen die hier niet met name genoemd worden, worden hartelijk bedankt voor het doorgeven van informatie over de flamingo’s, het toezenden van foto’s en de prettige samenwerking in 2009 en voorgaande jaren.

Samengesteld door Joop Treep
14 januari 2010

De verantwoording voor de inhoud en het copyright © berusten bij de schrijver.
Dit verslag werd gepubliceerd op www.flamingosinnederland.info . Overname van de tekst is toegestaan, mits de bron vermeld wordt.
Rommert
 
Berichten: 840
Geregistreerd op: 06 sep 2008 20:22

Re: Het flamingojaaroverzicht 2008.

Berichtdoor Rommert » 15 jan 2011 22:36

Jaaroverzicht 2010

1. Inleiding
Zoals in de laatste jaren gebruikelijk verschijnt in januari het flamingojaarverslag over het voorgaande jaar. Nog steeds heeft dit verslag uitsluitend betrekking op de ontwikkelingen bij de vrijlevende flamingo’s in Nederlandse en aangrenzende wateren. Het verslag is een samenvatting van de berichten die in 2010 verschenen op “ACTUEEL”op de webpagina Flamingo’s in Nederland (www.flamingosinnederland.info). De gehele informatie blijft in te zien op het PDF-document “Flamingo’s in 2010. Van dag tot dag”.

In een Australisch dierenpark verblijft een flamingo die al zeker 85 jaar oud is. Een overduidelijk bewijs dat flamingo’s langlevende vogels zijn. Hun uitgebreide levens-verwachting maakt het hun mogelijk het broeden gedurende enige jaren over te slaan.
En het is daarom ook niet meteen fataal voor het overleven van een flamingopopulatie wanneer die er niet in slaagt zijn broedinspanningen met succes af te ronden. Voor het derde jaar op rij was dit het geval bij de flamingobroedkolonie in het Zwillbrocker Venn (52°3’N 6°42’O).

Ondanks het uitblijven van aanwas waren de aantallen in het Zwillbrocker Venn getelde Caribische (Phoenicopterus ruber), Grote (Ph. antiquorum/roseus en Chileense Flamingo’s (Ph. chilensis) met één, negen en negenentwintig exemplaren in 2010 exact gelijk aan de getelde aantallen in 2009. Bovendien verbleef in beide jaren de enige nog in leven zijnde hybride (Grote x Chileense) flamingo binnen de populatie in het Venn. De stijging van 40 naar 41 in het Zwillbrocker Venn getelde flamingo’s in het afgelopen jaar was het gevolg van een meerdaags bezoek van een Kleine Flamingo aan deze plaats.

Vermoedelijk als gevolg van de zachte winters in de eerste jaren van de 21e eeuw, hadden de flamingo’s van West Europa hun overwinteringsgedrag dat ze in de tachtiger en negentiger jaren van de vorige eeuw ontwikkeld hadden waarbij ze de wintermaanden in de Zeeuws/Zuid-Hollandse Delta verbleven, aangepast. Steeds meer leden van de groep bleven hangen in het Veluwemeer en kwamen in de winter maar voor korte tijd of zelfs helemaal niet meer naar de Delta. Hoewel de gemiddelde temperaturen op de aarde gedurende de afgelopen 40 jaar ruim een halve graad Celsius gestegen zijn, beleefden we in onze omgeving juist de afgelopen drie jaren koudere winters dan op basis van die ontwikkeling verwacht werd. Pragmatisch als flamingo’s zijn, grepen die meteen weer terug op hun oude gewoonte de winterperiode te beginnen in het Volkerakmeer om dat bij aanhoudende vorst te verruilen voor het Grevelingenmeer. De naar voren gebrachte vrees dat ook een verslechterde waterkwaliteit in het Volkerakmeer in eerdere jaren de flamingo’s zou kunnen hebben beïnvloed in het nemen van het besluit om in de winter op het Veluwemeer achter te blijven, wordt met goede argumenten weersproken door Kees de Kraker die in een artikel in STERNA met de titel “Het gaat weer beter met het Krammer-Volkerak” aantoont dat de waterkwaliteit zich in de laatste jaren juist weer in de goede richting ontwikkelt. Het artikel maakt echter ook melding van dreigende toename van de recreatiedruk en visserij, hetgeen in de toekomst de aantrekkelijkheid van het gebied voor flamingo’s toch zou kunnen doen verminderen.

2. Soorten en aantallen
De grootste groep flamingo’s vormen nog steeds de Phoenicopterus-flamingo’s. Zoals in de inleiding aangegeven wordt, is het aantal van hen gedurende het afgelopen jaar niet zichtbaar afgenomen, ondanks uitblijvend broedsucces. Veertig flamingo’s, verdeeld over drie soorten, blijft echter een uiterst gering aantal en de groep blijft daarmee kwetsbaar.
De laatste zes weken van 2010 brachten opnieuw streng winters weer, waardoor de groep evenals in de eerste maanden van het jaar gedwongen was zijn toevlucht te nemen tot het water van het Grevelingenmeer. De flamingo’s mogen dan in de loop der jaren wel getoond hebben dat ze strenge winters goed kunnen doorstaan, een milde winter geeft natuurlijk aan alle vogels en ook aan flamingo’s betere overlevingskansen. Een merkbare natuurlijke aangroei door een aantal succesvolle broedseizoenen zal zeker een positieve uitwerking hebben op de groep. Ook de natuurlijke of door mensen gefaciliteerde vestiging van Grote Flamingo’s in West-Europese wateren vanuit zuidelijke of oostelijke wilde populaties of afkomstig vanuit dierenparken zou gunstig voor de populatie zijn.

Bij 18 Phoenicopterus-flamingo’s werden in 2010 ringen afgelezen. De meeste aflezingen vonden, zoals gewoonlijk, plaats in het Zwillbrocker Venn. Diverse flamingo’s werden daar vele malen afgelezen. Het is wel opmerkelijk dat, terwijl de samenstelling van de flamingo-groep in het Zwillbrocker Venn, naar soorten verdeeld, gelijk bleef, het aantal aan ringen herkende flamingo’s afnam van 22 in 2009 tot 18 in 2010. Het is echter heel goed mogelijk dat individuele flamingo’s hun ringen verloren hebben (of zelf met de snavel losgepulkt hebben). Verlies van ringen bij flamingo’s is ook vanuit dierenparken bekend.
Op het broedeiland werd in mei de losse ring met code ZV10 gevonden zonder dat er stoffelijke resten van een flamingo in de buurt gevonden werden. De ring werd in 2001 bij een jonge Chileense Flamingo op de broedplaats aangebracht. Na vele aflezingen in de loop der jaren, was in het voorjaar van 2009 de ring voor het laatst afgelezen in het Veluwemeer, maar daarna niet meer.

In het vorige jaarverslag werd melding gemaakt van de opzienbarende groei van het aantal vrijlevende Kleine Flamingo’s (Phoeniconaias minor) in West-Europa in 2009, de vierde hier in vrijheid levende flamingosoort. Hoewel nog eind 2009, kort vóór de jaarwisseling, zes van hen in Noord Nederland op het wad tussen de ijsschotsen werden gezien, bedroeg het maximale aantal waargenomen vogels van deze soort in 2010 slechts drie. Eén keer werden er vier gemeld, maar een verwisseling met Chileense Flamingo’s kan daarbij niet uitgesloten worden. Heel opmerkelijk was de waarneming in mei 2010 van twee Kleine Flamingo’s in het Deense Jutland. Later vlogen de vogels nog door via het Zweedse Øland naar Finland. Eén van de twee vogels werd herkend aan de ringen drie hij droeg. Het bleek een uit een Belgisch park in 2002 weggevlogen flamingo te zijn die de jaren daarna meerdere keren werd gezien in de Delta en in het Waddengebied. Ook in Spanje was het aantal Kleine Flamingo’s in 2010 opmerkelijk kleiner dan in het voorgaande jaar. Natuurlijke trekbewegingen van deze vogels kunnen niet uitgesloten worden.

3. Fenologie
Evenals dat het geval was in 2009 zorgde het winterweer in januari en februari 2010 ervoor dat de binnenlandse wateren lang dichtgevroren bleven. Voor de flamingo’s was dit waarschijnlijk reden om niet al te vroeg terug te keren naar het Zwillbrocker Venn en het Veluwemeer. De eerste aankomst van acht flamingo’s in het Zwillbrocker Venn op 28 februari was qua datum toch aardig gemiddeld (uitschieters: in 1996 kwam de eerste flamingo pas op 4 april, en in 2007 was een vijftal al op 15 januari terug).
Maar in de eerste weken na hun terugkeer naar het oosten bleef het weer nog onaangenaam. De meeste flamingo’s verbleven toen op het Veluwemeer. Door kleine groepjes werd op en neer gependeld tussen deze plaats en het Zwillbrocker Venn. Op 3 april vloog plotseling een groep van 17 stuks van het Veluwemeer naar een zeilplas bij Wildervank in de provincie Groningen. Daar bleven ze maar kort en binnen een paar dagen waren ze allemaal weer terug. Op 10 april werden er 24 flamingo’s geteld in het Zwillbrocker Venn en daarna was al snel de hele groep bij de broedplaats aanwezig. Na een korte balts, die op 2 mei definitief voorbij was, werd met de nestbouw begonnen in de laatste week van april.

Het mislukken van het broedseizoen (zie 4. Broedseizoen) leidde ertoe dat de laatste flamingo op 6 juli het Venn al weer verlaten had. Hun aanwezigheid in het Zwillbrocker Venn in 2010 had dus nauwelijks drie maanden geduurd, een tegenvaller voor de vele belangstellenden die door de berichten over de aanwezigheid van flamingo’s naar het gebied gelokt worden.
Begin augustus waren de meeste flamingo’s al weer teruggekeerd in de Delta. Ze verbleven daar in de Markiezaat (Zoommeer), op de Krammersche Slikken in de Grevelingen en op de Slijkplaat in het Haringvliet. De steeds wisselende aantallen op deze plaatsen geven aan dat er veelvuldig tussen deze plaatsen heen en weer gevlogen en uitgewisseld werd.
Een tweetal Chileense Flamingo’s bleef echter de eerste tijd nog in het noorden hangen en ze werden gezien op de plaats waar gewoonlijk alleen Kleine Flamingo’s worden waargenomen: Het wad bij Zwarte Haan. Van deze plek werden tot 2010 nooit eerder Chileense Flamingo’s gemeld. Wel werd er in het verleden af en toe door een enkele Grote Flamingo (met ring ZV22) gefoerageerd en ook de Caribische Flamingo gebruikte de plaats een paar jaar geleden, waarbij ze tijdens het broeden en het grootbrengen van haar jong meerdere keren de reis v.v. tussen het Zwillbrocker Venn en Zwarte Haan maakte!

De zeer vroege terugkeer naar het overwinteringsgebied door de flamingo’s, doet mensen al snel speculeren over de vaardigheden die dieren en planten bezitten om te kunnen voorzien dat er een strenge winter in aantocht is. Er wordt regelmatig beweerd dat planten zich daarop voorbereiden door een grote productie van vruchten (mastjaren). Nog nooit oogstte de schrijver dezes zoveel hazelnoten en bramen in zijn tuin dan in het afgelopen jaar. Toeval?
Ongebruikelijk vroeg, al omstreeks half november, brak de winter aan. De flamingo’s werden gedurende de laatste zes weken van 2010 geconfronteerd met barre omstandigheden. Ook in de Delta was het erg koud en vroor het flink (meestal blijft het daar beduidend warmer dan in de rest van het land). Er zijn echter evenals in vorige winters geen aanwijzingen dat de flamingo’s deze periode niet goed doorgekomen zouden zijn. Bij het schrijven van dit verslag in de eerste weken van januari 2011 is het bijvoorbeeld duidelijk dat de ene Caribische Flamingo in de groep (de enige flamingosoort die onder natuurlijke omstandigheden nooit met strenge kou in aanraking komt) de winter tot dan prima doorstaan heeft.

4. Broedseizoen
Op 26 april 2010 werd het eerste ei gelegd in de broedkolonie in het Zwillbrocker Venn, en in de volgende dagen volgden er zeker vijf, en mogelijk nog meer.
Op twaalf plaatsen zaten flamingo’s te broeden of werd nog aan het nest gewerkt, toen in de nacht van 7 op 8 mei het noodlot toesloeg in de vorm van een vos die de kolonie leegroofde. Al snel waren alle flamingo’s uit het Zwillbrocker Venn weggevlogen. Kleine groepjes werden gesignaleerd op het Veluwemeer en het Ketelmeer.
Maar de flamingo’s kwamen terug en eind mei waren er al weer meer dan twintig flamingo’s aanwezig bij de broedkolonie. Vanaf dat moment werd er telkens weer door flamingo’s geprobeerd eieren te leggen en te broeden, pogingen die steeds weer mislukten door vossen-bezoek. De derde poging van ca. 7 paren liep tot 29 juni, maar ook deze keer ging het mis. Er zoemden omstreeks half juni al berichten rond dat er jonge flamingo’s gezien zouden zijn (o.a. gemeld in het Dagblad Tubantia), maar geen van de ervaren waarnemers heeft dit kunnen bevestigen en na juni was het duidelijk dat ook dit jaar, evenals in de twee voorgaande, de flamingokolonie zonder jongen zou blijven.

De beheerders van het Zwillbrocker Venn hebben in 2010 veel energie en middelen geïnvesteerd om het broedseizoen te laten slagen. Helaas wist de vos telkens de geplaatste hekwerken te omzeilen. Via een op de broedkolonie gerichte webcam konden de gebeurtenissen in de kolonie in het Biologische Station in Zwillbrock op het beeldscherm gevolgd worden. En zelfs toen werd het pas goed duidelijk wat er in de kolonie misging nadat er gedurende de nacht video-tijdsopnames gemaakt werden.
Als gevolg van de opgedane ervaringen zijn er in het najaar drastische maatregelen genomen. Een vele tientallen meters-lang hekwerk, waarop stroom staat, moet ervoor zorgen dat in 2011 de vossen definitief van het broedeiland van flamingo’s, ganzen en meeuwen en andere vogels geweerd worden. Ook in een natuurreservaat moeten beheerders soms een keuze maken waarbij de belangen van de ene groep dieren moeten wijken voor die van andere.

5. Slot
Dat het broeden van de flamingo’s voor het derde achtereenvolgende jaar mislukte, kan men jammer vinden, het is echter niet anders dan de natuurlijke gang van zaken. In het geval van de flamingo’s is het daarom zo jammer omdat de populatie in West-Europa slechts één broedkolonie heeft, én omdat de populatie maar zo gering van omvang is.
Laten we hopen dat de maatregelen van de beheerders van het Zwillbrocker Venn ertoe zullen leiden dat er na drie magere jaren, eindelijk weer eens vet flamingojaar aankomt.

6. Dankwoord
Ondanks de tegenvallende resultaten hebben ook dit jaar weer diverse mensen hun steentje bijgedragen aan het verzamelen van de gegevens die in dit verslag verwerkt werden. Allen hartelijk dank hiervoor.

Samengesteld door Joop Treep
13 januari 2011

De verantwoording voor de inhoud en het copyright © berusten bij de schrijver.
Dit verslag werd gepubliceerd op www.flamingosinnederland.info. Overname van de tekst is toegestaan, mits de bron vermeld wordt.
Rommert
 
Berichten: 840
Geregistreerd op: 06 sep 2008 20:22


Keer terug naar Vogels in Nederland

Wie is er online

Gebruikers op dit forum: Geen geregistreerde gebruikers en 1 gast

cron