22 januari 2009
Jaaroverzicht 2008
1. Inleiding
Na een eerste flamingojaaroverzicht over het jaar 2007 dat in januari 2008 verscheen, volgt nu een tweede: Het flamingojaaroverzicht 2008.
Evenals verleden jaar beperkt zich dit overzicht uitsluitend tot de in volle vrijheid levende flamingo’s die voorkomen in West Europa. Deze flamingo’s verblijven het grootste deel van de tijd in de Nederlandse kust- en binnenwateren, maar vestigden in 1983 een broedkolonie in het Duitse natuurreservaat "Het Zwillbrocker Venn" (52º3'N 6º42'O), direct aan de Nederlandse grens. Af en toe worden er één of enkele flamingo’s gerapporteerd uit België en Denemarken.
Het verslag is grotendeels gebaseerd op de mededelingen die in 2008 op de subpagina "Actueel" van de webpagina www.flamingosinnederland.info werden gepubliceerd. De volledige teksten van "Actueel" uit het jaar 2008 kunnen nog worden ingezien op de subpagina "Info over Flamingo's in Nederland" onder de titel "Flamingo's in 2008. Van dag tot dag".
Dit jaaroverzicht over 2008 is de eerste mededeling op “Actueel” voor het nieuwe jaar. Interessante informatie over de flamingo's, eventueel om op "Actueel" te vermelden, wordt graag ontvangen op treepdevries@hetnet.nl.
Vanaf 1983 komen de flamingo’s jaarlijks in het voorjaar naar het Zwillbrocker Venn, maar niet in alle jaren wordt er succesvol gebroed. In de jaren 1996 tot en met 2000 bleef de flamingokolonie zonder nageslacht en ook in het overzichtsjaar 2008 kropen er geen kuikens uit het ei.
Toch liet het begin van het broedseizoen in 2008 iets geheel anders verwachten. Al in januari en februari werd op diverse locaties in Nederland baltsgedrag bij de flamingo’s waargenomen en eind januari verschenen de eerste flamingo’s in het Zwillbrocker Venn. Op 14 maart deden daar 28 flamingo’s mee aan de gemeenschappelijke balts (W. Smeenk), een nooit eerder waargenomen hoog aantal. Met nestbouw en broeden werd midden april aarzelend door enkele paren begonnen op een voorheen niet eerder voor nestbouw gebruikte plaats, maar al snel daarna liep het volledig mis. De nesten werden verlaten en de flamingo’s trokken weg uit het gebied. Op 19 juni werd de laatste flamingo gezien in het Zwillbrocker Venn (W. Smeenk).
Begin februari scheidde een groep van tien Grote Flamingo’s zich af van de grote gemengde Phoenicopterus-groep die toen op het Volkerakmeer verbleef, en koos domicilie op het Veluwemeer. Ze werden aanvankelijk vergezeld door één Chileense Flamingo; later voegden zich nog enige Chilenen bij hen. Na een week of twee keerden ze allemaal terug naar de Delta en sloten alle flamingo’s zich weer aaneen in een grote groep. Als gemengde groep trokken ze daarna naar het broedgebied.
Veel opzien baarden in 2008 enige Kleine Flamingo’s. In de maanden februari en maart hield zich een ongeringd exemplaar van die soort op op het eiland Texel (GPS53.0-4.8). Bijna tegelijkertijd, van maart tot mei, sloot een Kleine Flamingo zich aan bij de geregeld op het Veluwemeer verblijvende Phoenicopterus-flamingo’s. Het al sinds enige jaren bekende tweetal Kleine Flamingo’s dat foerageert op het wad in de buurt van Zwarte Haan (GPS53.3-5.6) werd in augustus en september versterkt met een derde exemplaar en hun aantal nam in oktober zelfs toe tot vier.
Twee 2e-jaars flamingo’s die in 2007 in het Zwillbrocker Venn uit het ei kropen, hielden zich gedurende bijna het hele jaar op in de Autrichepolder in Zeeuws-Vlaanderen (GPS51.2-3.8). Op zich is het heel gewoon dat jonge flamingo’s zich in hun eerste jaar niet aansluiten bij de grote groep en niet naar het broedterrein terugvliegen, maar een zo langdurig binnenlands verblijf op één en dezelfe locatie mag toch wel opmerkelijk heten.
De herkomst van een ongeringde 2e-jaars Chileense Flamingo die in juli enige weken verbleef in de Sophiapolder bij Oostburg, eveneens Zeeuws-Vlaanderen (GPS51.3-3.5), bleef onduidelijk. Omdat deze vogel geen ringen droeg, is een geboorte in de broedkolonie in het Zwillbrocker Venn uiterst onwaarschijnlijk.
2. Soorten en aantallen
Ook in 2008 vormden de circa 35 Chileense Flamingo's (Phoenicopterus chilensis), de circa 15 Grote Flamingo's (Phoenicopterus antiquorum/roseus) en een enkele Caribische Flamingo (Phoenicopterus ruber) een gezamenlijke leefgroep. Er zijn nu, na het onsuccesvolle broedseizoen in 2008, nog geen aanwijzingen dat men op dit moment uit zou moeten gaan van een lager aantal dan 50 flamingo’s.
In het voorjaar van 2007 kwam voor het eerst sinds vele jaren de enige Caribische Flamingo binnen de leefgroep niet naar de broedkolonie in het Zwillbrocker Venn. Maandenlang werd ze niet gezien. De terugkeer in 2008 van de Caribische Flamingo-vrouw in de groep was daarom zeker een bijzondere gebeurtenis. Dat het echt dezelfde flamingo betreft, mag voor 99% zeker worden aangenomen. Evenals in de jaren vóór 2007 vormde ze in 2008 een paar met een flink uit de kluiten gewassen ongeringde Grote Flamingo-man. Het gedrag van dit paar is zo specifiek, dat er weinig ruimte voor twijfel over hun identiteit is.
Er werden twee dode hybride flamingo’s gevonden en daarmee werd het aantal binnen de groep levende hybriden flink gereduceerd. Voor zover bekend zijn er nu geen nakomelingen van de Caribische Flamingo-vrouw meer in leven. Bij een drietal Chileense Flamingo’s wordt nog getwijfeld of er misschien ook Grote Flamingo-bloed door hun aderen stroomt. De terugloop van het aantal hybride flamingo’s ondersteunt de eerder gedane veronderstelling dat hybride flamingo’s minder levensvatbaar zouden zijn en dat daarom de angst voor verdere hybridisatie en het uiteindelijk ontstaan van een “Westfalenflamingo” (T. Griesohn-Pflieger, 1995), niet overdreven zou moeten worden.
De afscheiding van de gemengde leefgroep door een tiental Grote Flamingo’s gedurende twee weken in februari was een opmerkelijk gebeuren. Blijkbaar zien de verschillende flamingosoorten elkaar wél als familie, maar voelen ze ook duidelijk aan dat ze niet helemaal gelijk aan elkaar zijn. Een vergelijkbare scheiding binnen de leefgroep werd ook al eerder waargenomen in 1993 toen Grote Flamingo’s en Chileense Flamingo’s binnen de broedkolonie twee subkolonies vormden, en in 1996 toen er door de twee soorten voorafgaande aan de nestbouw gescheiden gebaltst werd.
Een vierde flamingosoort die in West Europa in het wild leeft, is de Kleine Flamingo (Phoeniconaias minor). Gedurende de laatste twee decennia zijn er voortdurend meldingen geweest van deze soort, zowel in het Delta- als in het Waddengebied. Regelmatig werden er de laatste jaren tweetallen van hen gemeld van het Grevelingenmeer en van de Waddenzee. Het is nooit geheel zeker geworden of het om één stel ging dat tussen de genoemde gebieden op en neer trok, of dat het om in totaal vier exemplaren van de soort ging. Een in 2002 uit een Belgisch vogelpark weggevlogen Kleine Flamingo met een rode ring met de letters CG werd in de jaren daarna zowel in de Delta als in de Waddenzee gezien.
De aanwezigheid in het voorjaar van een Kleine Flamingo op Texel en de toename tot vier exemplaren van de Kleine Flamingo nabij Zwarte Haan in het najaar, gecombineerd met meerdere meldingen over aanwezigheid van deze soort in het Middellandse Zeegebied gedurende de laatste jaren, leidde tot speculaties over een mogelijke uitbreiding van het leefgebied van deze flamingosoort in noordelijke richting.
Vele jaren was er geen contact tussen de Phoenicopterus-flamingo’s en de Kleine Flamingo’s in de West-Europese wateren. In de eerste jaren van deze eeuw werden een enkele keer Kleine en Grote Flamingo’s gelijktijdig op het wad bij Zwarte Haan gezien. Vanaf 2006 nemen de contacten echter toe. Steeds vaker worden Kleine Flamingo’s aangetroffen bij de andere flamingo’s: Aan de Steile Bank, in het Veluwemeer, in het Ketelmeer en in november 2008 voor het eerst ook in het Volkerakmeer. In 2006 en 2007 waren er korte bezoekjes van een Kleine Flamingo aan het Phoenicopterus-broedgebied in het Zwillbrocker Venn. Vier exemplaren van een soort lijkt echter wel een héél smalle basis om aan voortplanting in de nabije toekomst te denken.
Het aantal naar het broedgebied komende flamingo's was vóór 2007 nooit groter geweest dan 40 stuks (geteld in 1996, J. Treep), in 2007 was het aantal plots minimaal 51, in 2008 werden er 45 geteld.
Sinds 1987 werden de meeste jonge flamingo’s, die in het Zwillbrocker Venn uit het ei kropen, geringd. In 2007 droegen 25 flamingo’s (= 49%) in het Zwillbrocker Venn eerder in dat gebied aangebrachte ringen. In 2008 waren dat er 22 (= 48,9%).
Van de 38 flamingo’s die ná 2000 geringd werden, waren er in 2008 mogelijk nog 24 (= 63,2%) in leven, en zeker nog 20 (= 52,6%).
3. Fenologie
Het uitblijven van een echte winter doorkruist het door de Phoenicopterus-flamingo’s in de tachtiger en negentiger jaren van de vorige eeuw ontwikkelde trekpatroon tussen verschillende gebieden in West Europa.
Evenals in de winter van 2006/2007 trokken in het najaar van 2007 niet alle flamingo's van de Phoenicopterus-populatie meteen naar de wateren van de Delta. Groepjes bleven achter op het Veluwemeer. In de loop van december werd het kouder en toen zochten ze toch allemaal het vertrouwde winterkwartier op. Tussen 30 december (aantal 47) en 12 januari (aantal 46, bron: www.waarneming.nl) waren ze bijna allemaal op het Volkerakmeer, maar op 31 januari bezocht een eerste groep Chileense Flamingo’s al weer het Zwillbrocker Venn. Kort daarna scheidde de eerder genoemde groep van tien Grote Flamingo’s zich af en zwierf gedurende twee weken over het Veluwemeer. Daarna verzamelden ze zich grotendeels weer in de Delta om vervolgens af te reizen naar het Veluwemeer en het Zwillbrocker Venn.
In maart, april en mei werd er voortdurend op en neer gevlogen tussen het Zwillbrocker Venn, het Veluwemeer en het Ketelmeer. In steeds wisselende samenstelling werden er groepen flamingo’s in hun broedgebied en op de randmeren aangetroffen. Op één moment in maart werden er 45 flamingo’s in het Zwillbrocker Venn geteld, maar het is heel goed mogelijk dat er in 2008 uiteindelijk meer flamingo’s voor kortere of langere tijd zijn geweest.
De ongedurigheid van de flamingo’s kan veroorzaakt zijn geworden door de wisselende weersomstandigheden. Door het zachte weer in de wintermaanden januari en februari waren ze al vroeg in broedstemming geraakt en wilden ze voortdurend vertrekken naar hun broedgebied. Maar in de loop van maart, toen ze daar uiteindelijk allemaal gearriveerd waren, veranderde het weer opnieuw. Het werd koud en guur met vorst in de nacht.
Pas in mei werd het echt warm weer, maar toen was mogelijk de broedlust de meeste vogels al vergaan. Samen met andere ongunstige factoren zoals predatie door vossen en het steeds verder dichtgroeien van het broedeiland kan dit gezorgd hebben voor het mislukken van het broedseizoen 2008.
Na midden juni werden er geen flamingo’s meer gezien in het Zwillbrocker Venn. Evenals in de jaren 1996-2000 viel de grote groep uiteen in kleinere groepen, die op en neer trokken tussen het Veluwemeer, de Steile Bank, het Ketelmeer en het Lauwersmeer.
In het midden van november trokken de meeste flamingo’s weer naar de Delta om daar te gaan overwinteren.
4. Broedseizoen
Al in januari en februari toonden flamingo’s baltsgedrag op de verschillende locaties waar ze toen verbleven. Ook toen ze op hun broedplaats aankwamen zat de stemming er nog goed in. Nog nooit hadden in het Zwillbrocker Venn zoveel flamingo’s aan het baltslopen meegedaan als de 28 die W. Smeenk op 14 maart telde. Daarna verliep de stemming grotendeels, mogelijk als gevolg van het slechte weer.
Midden april bouwde een drietal paren nesten midden op het broedeiland, een plaats waar nog nooit eerder nesten gebouwd werden. De plek werd al snel verlaten. Een tweede poging werd ondernomen aan de oever van de kleine baai aan de oostzijde van het eiland en de derde mislukte poging vond eind mei plaats op de plek aan de noordzijde van het eiland waar ook in voorgaande jaren gebroed werd.
Steeds meer flamingo’s verlieten het Zwillbrocker Venn definitief en werden nadien gezien op het Veluwemeer, aan de Steile Bank en op het Ketelmeer. Vooral het Ketelmeer lijkt de laatste jaren steeds aantrekkelijker voor de flamingo’s te worden.
De mededeling in september van een vogelaar dat er jonge, reeds vliegvlugge flamingo’s zouden zijn gezien in het Ketelmeer, kwam daarom helemaal niet ongeloofwaardig over. Als de flamingo’s ooit een ander broedgebied zouden kiezen dan het Zwillbrocker Venn, dan zou het Ketelmeer met een aantal kleine, voor predatoren ontoegankelijke eilandjes, zeker in aanmerking kunnen komen. Helaas bleek al snel dat de informatie afkomstig was van iemand met een dikke duim en moest men zich erbij neerleggen dat er in 2008 geen flamingo’s zouden worden geboren in de West-Europese flamingopopulatie.
Het niet of niet met succes broeden gedurende één of meer opvolgende broedseizoenen in flamingobroedkolonies is een wereldwijd bekend verschijnsel en volstrekt niet verontrustend. Slechte resultaten in de ene kolonie worden opgevangen door betere resultaten in een andere.
Voor de West-Europese populatie met haar geringe omvang ligt het waarschijnlijk toch wat gecompliceerder: Deze populatie beschikt slechts over één bekende broedplaats. Niet broeden op deze broedplaats betekent dat er in het betreffende jaar geheel geen aangroei van de populatie plaats vindt, terwijl er natuurlijk wel sprake is van natuurlijke sterfte. Een in omvang zo geringe populatie kan onder de kritische grens geraken waarop flamingo’s überhaupt nog besluiten om te gaan broeden. Studie van flamingo’s die in gevangenschap worden gehouden, maakte duidelijk dat het gaan broeden vermindert wanneer een populatie onder een aantal van 50 flamingo’s geraakt, sterk vermindert onder de grens van 30 en geheel uitblijft bij minder dan 20 vogels (C. King & L. Weeren, 2005).
Behalve het uitblijven van het echt broeden bij de flamingo’s, vielen ook de broedresultaten van Kokmeeuwen en Grauwe Ganzen in het gebied in het afgelopen jaar zwaar tegen. Dit was voor de beheerders van het natuurgebied reden om zich te beraden op te nemen maatregelen om het negatieve tij te keren. Om de flamingo’s in 2009 weer aan het broeden te krijgen zullen de volgende maatregelen worden genomen:
a. Het raster om vossen van het broedeiland weg te houden, zal opnieuw onder stroom gezet worden.
b. Een deel van het riet zal worden weggemaaid om zo een flinke vegetatievrije plek voor de flamingo’s te creëren, waardoor de flamingo’s weer een échte broedkolonie kunnen bouwen met dicht bij elkaar gelegen nesten, waarbij de voor flamingo’s zeer belangrijke sociale interactie niet gestoord wordt door het het vrije zicht ontnemende riet.
c. Er zullen enige op flamingonesten gelijkende modderheuvels worden opgeworpen om daarmee in broedstemming verkerende flamingo’s te stimuleren zelf nesten te gaan bouwen. Deze verleidingsmethode is op andere plaatsen (bij voorbeeld in de Camargue in Frankrijk en bij Kamfersdam in Zuid Afrika) met succes toegepast.
5. Slot
Ook het jaar 2008 liet weer een aantal bijzondere gebeurtenissen zien binnen de in West Europa levende flamingopopulatie. Er is alle aanleiding om de observaties in 2009 voort te zetten. Het zal reuze spannend zijn om te zien hoe de flamingo’s zullen reageren op de veranderingen die ze bij terugkeer op hun broedplaats zullen aantreffen. Zullen ze zich door de genomen maatregelen laten stimuleren om weer te gaan broeden?
Het is jammer dat er zo weinig echt wetenschappelijk onderzoek plaats vindt naar de ontwikkelingen in deze flamingogroep. Zowel dierenparken als beschermers van flamingo’s elders op de wereld zouden veel belangrijke kennis op kunnen doen door de bestudering van het gedrag van deze bijzondere populatie. Er zijn in het Biologische Station van Zwillbrock volop faciliteiten (wetenschappelijk geschoold personeel, laboratorium, huisvesting) beschikbaar om daar korter- of langerlopende onderzoeken te verrichten. Gedragswetenschappelijk onderzoek kan op verantwoorde wijze plaatsvinden omdat een steeds groter (het grootste) deel van de flamingo’s individueel herkenbaar is gemaakt door de ringen die gedurende de afgelopen twintig jaar werden aangebracht. Ook voor studenten van bij voorbeeld de HBO-opleidingen diermanagement liggen hier grote kansen.
6. Dankwoord
Ieder die voor het schrijven van dit overzicht gegevens aanleverde, wordt hiervoor hartelijk gedankt. Met name wordt Willy Smeenk genoemd, die ook weer in 2008 veel tijd stak in de observatie van de flamingokolonie in het Zwillbrocker Venn. Teun Metselaar maakte zich weer zeer verdienstelijk met het onderhouden van de webpagina.
Veel dank ook aan alle medewerkers van het Biologische Station in Zwillbrock voor de al vele jaren durende prettige samenwerking.
Samengesteld door Joop Treep.
De verantwoording voor de inhoud en het copyright © berusten bij de schrijver. Overname van de tekst is toegestaan, mits de bron vermeld wordt.